Hier volgt een handleiding voor het uitvoeren van een grote beurt. Deze handleiding is bedoeld om uit te voeren voordat de auto naar de APK keuring moet. Hij bevat links en uitleg over de dingen die dienen te worden uitgevoerd bij een grote beurt en als extra aanvulling punten die worden bekeken bij de APK. Zo is de kans dat je na een APK keuring voor verassingen komt te staan een stuk kleiner.
Klik hier voor een schema van de diverse onderhoudsintervallen.
Blijkt er na een controle een defect of mankement, repareer deze dan op een juiste manier. Kijk eventueel voor meer informatie de betreffende handleiding. In de schuine letters staat extra info met tips, toevoegingen of de betreffende APK eis. Voor alle APK eisen kan gekeken worden op www.tdekkers.nl.Er is ook een APK boek in Windows help formaat. Deze is hier te downloaden.
Het steeksleutel symbool betekend dat er een handleiding over is. Door er met de cursor op te wijzen zie je waar de handleiding over gaat, klik erop om de handleiding te openen.
Exterieur
Interieur
Motorisch
Onderstel
Diversen
Exterieur
Ruiten
De voorruit en de zijruiten van personenauto's mogen geen beschadigingen of verkleuringen vertonen, en niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, die het uitzicht van de bestuurder belemmeren. Bij het ontbreken van een rechter buitenspiegel, mag de achterruit geen beschadigingen of verkleuringen vertonen, en niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, die het uitzicht van de bestuurder belemmeren. Is er wel een rechter buitenspiegel gemonteerd dan mogen de achterste zijruiten en de achterruit onbeperkt voorzien worden van folie.
Op grond van Europese regelgeving en APK-normen mag het lichtverlies in geval van getint glas gemeten naar de uitgangswaarde met helder glas nooit meer bedragen dan 25%. Aangezien veel auto's al getint warmtewerend glas hebben, waarmee ze al een heel eind in de richting van de 25% komen, valt met het aanbrengen van extra folie maar weinig winst te behalen.
APK regelgeving en de regelgeving die de politie handhaaft zijn 2 verschillende. Volgens de laatste regelgeving van de politie mag de voorruit en portierruiten alleen zijn voorzien van blindering als deze fabrieks-af al aanwezig is. Het zelf aanbrengen van folie of coating kan je dus een bekeuring opleveren.
Raambanden mogen niet breder zijn dan een uitgeklapte zonneklep.
Ruitenwissers
- Controleer slijtage.
-
Controleer op scheuren of uitdroging (hard).
Trek hiervoor licht aan het uiteinde van het wisserblad, scheurt hij dan is hij versleten.
Ruitensproeiers
Verplicht voor auto's na september 1971.
- Controleer de werking ervan.
- Vul reservoir eventueel aan met ruitensproeivloeistof.
Verlichting
Controleer de werking van de verlichting:
- 2× Stadslicht.
-
2× Dimlicht.
Er mag geen vocht in de koplamp zitten. Verwijder dit eventueel met behulp van een föhn.
Het lichtbeeld moet kloppen,dit is moeilijk zelf te controleren maar afstellen bij een garage is eenvoudig. - 2 of 4×Grootlicht.
- 2× Achterlicht.
- 2× Remlicht.
-
Mist achterlicht (incl. controle lamp op het dashboard) (verplicht als bouwjaar na 1998 is).
Is de mistlicht schakelaar aanwezig, dan moet ook het licht werken (ook indicator lampje in de schakelaar). - Alarmlichten (verplicht als bouwjaar na 1998 is).
- Achteruitrijlicht (automatisch geschakeld) (verplicht als bouwjaar na 1998 is).
-
3e Remlicht (Verplicht als bouwjaar na 30 september 2001 is).
Moet geplaatst zijn in het midden en moet symmetrisch oplichten (bijv. 2 LED's stuk aan de linkerkant is afkeur maar als er dan ook 2 LED's aan de rechterkant stuk zijn is het weer goedkeur). - Verlichting dashboard.
- Kentekenplaat verlichting.
-
Clignoteurs.
Mogen geen wit licht uitstralen, maak bij heldere clignoteurs gebruik van oranje 21 Watt lampjes.
Ook de stand van de koplampen is van belang, het lichtbeeld moet gecontroleerd worden door een koplamptest-apparaat. Omdat er weinig mensen zijn die een dergelijk testapparaat thuis hebben zal dit overgelaten moeten worden aan een garage.
Schuif- kanteldak
- Maak het geleider mechanisme schoon en breng een klein beetje vet aan op alle bewegende delen.
Spiegels
Bij auto's met een bouwjaar van na 1 januari 1975 moet de spiegel aan de bestuurderszijde van buitenspiegel van binnenuit (met geopend raam of stelmechaniek aan de binnenkant) bij verstelbaar zijn. De spiegels moeten als ze door een duw omgeklapt zijn, zonder verstelling in de oorspronkelijke stand terug kunnen klappen. De spiegels moeten deugdelijk zijn bevestigd. Het spiegelglas van de verplichte spiegels mag niet beschadigd of verweerd zijn. Auto's met een bouwjaar van voor 26 januari 2011, moeten zijn voorzien van een linker buitenspiegel en een binnenspiegel. Is het zicht naar achteren belemmert dan is ook een rechter buitenspiegel verplicht.
- Controleer de buitenspiegels op breuk en/of verwering.
Achterklep
- Controleer of de klep goed sluit.
Portieren
- Controleer of de portieren goed sluiten.
- Controleer de portieren van binnen en van buiten goed te openen zijn.
Interieur
Gordels
Auto's met een bouwjaar na 31 december 1989 moeten voor alle naar voren gerichte zitplaatsen gordels hebben, auto's na 30 september 2000 moeten ook gordels hebben op naar achter gerichte plaatsen. Auto's met een bouwjaar van na 30 september 2000, moeten zijn voorzien van autogordels met een goedkeuringsmerk (E-keur). De autogordels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. De autogordels moeten zijn voorzien van een goed werkende sluiting en een goed werkende blokkering. Oprolmechanismen moeten zodanig functioneren dat de gordel aanligt na het omdoen ervan. 3-4 punts gordels mogen alleen als deze op de originele bevestigingspunten gemonteerd zitten. Gebruik maken van een haak/oog bevestiging is niet toegestaan.
-
Controleer de gordels op rafels of beschadigingen.
Kleine pluisjes zijn met een aansteker weg te branden. -
Controleer de werking van de gordel. Dit doe je door er een kort ruk aan te geven, het oprolmechanisme moet dan blokkeren.
Rolt de gordel niet goed op, gebruik dan een PE of siliconenspuitbus, rol de complete gordel af en spuit de gordel licht in. - Als er gordels aanwezig zijn moeten deze ook goed werken, ongeacht welk bouwjaar.
Ontwaseming
Auto's met een bouwjaar van na 30 september 1971, moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.
Snelheidsmeter
Auto's met een bouwjaar na 30 juni 1967, moeten zijn voorzien van een goed werkende snelheidsmeter, die ook bij nacht voor de bestuurder goed afleesbaar is.
- Controleer de werking van de km-teller (incl verlichting).
Motorisch
Olie verversen
De motorolie verzorgt de smering van de motor, deze voorkomt slijtage. Met de juiste regelmaat de motorolie verversen, komt de levensduur van de motor ten goede.
- Ververs de motorolie om de 10.000 km of om de 6 maanden.
- Vervang bij elke olie verversbeurt ook het oliefilter.
Bougies
-
Vervang de bougies om de 40.000 km.
Gebruik hierbij de voorgeschreven bougies en laat je niet misleiden door de 'tell sell' bougies die zogenaamd meer vermogen leveren.
Bougiekabels
-
Controleer op uitdroging.
'lekkage' van de kabels is te controleren door in het donker de kabels bij draaiende motor met een plantenspuit te besproeien met water. Zie je vonkjes dan zijn de kabels niet goed meer.
Ontsteking
- Controleer met een stroboscooplamp na elke 40.000 km of na 1 jaar het juiste ontstekingstijdstip.
- Controleer de werking van de vervroeging.
- Demonteer de verdelerkap en controleer de contactpunten aan het huis en aan de rotor.
-
Controleer de rotor-as op speling.
Zit er speling in of is er een bruine smurrie onder de verdelerkap te vinden dan zijn waarschijnlijk de rotoraslagers versleten.
Uitlaat
- Controleer de ophanging van de uitlaat.
- Controleer of de uitlaat van voor (spruitstuk) tot achter (einddemper) gasdicht is. Dit wil dus zeggen dat er geen gaatjes of doorgeroeste plekken in mogen zitten.
Naast de gasdichtheid van de uitlaat worden er afhankelijk van het bouwjaar en het soort auto nog een aantal zaken gecontroleerd.
Roetmeting
Voor auto's met een dieselmotor én met een bouwjaar van 1980 of later geldt dat er een verplichte roetmeting uitgevoerd moet worden. Ook auto’s met een automatische transmissie moeten de roetmeting ondergaan.
Viergasmeting
Auto’s met een benzine- of LPG-motor met een ‘geregelde’ katalysator én met een bouwjaar van 1993 of later moeten een zogenaamde viergasmeting ondergaan. Met behulp van een viergastester wordt gecontroleerd of de uitstoot van de uitlaatgassen de wettelijke percentages niet overschrijdt. Auto's van na 1-1-1993 krijgen een viergasmeting en dus moet ook het lambdagetal/HC (koolwaterstoffen) goed zijn.
CO meting
Alle auto's moeten voldoen aan de gestelde maximale CO uitstoot. De toegestane hoeveelheid is afhankelijk van het bouwjaar van de auto. Het makkelijkste is om te kijken op het kentekenbewijs welke code erop staat.
- K6 = 1,5% CO
- U9 = 0,5% CO
Volgens de wet moet elke auto na 31-12-1992 een katalysator onder de auto hebben. Auto`s die voor die datum zijn geproduceerd zijn dus niet verplicht een katalysator te hebben maar moeten echter wel aan de maximale CO uitstoot voldoen. Het kan dus echter wel voorkomen dat er bij een auto van voor 31-12-1992 een katalysator onder de auto zit, deze hoeft dan officieel niet aanwezig te zijn en zal ook gewoon goedgekeurd worden als de uitstoot niet boven de toegestane hoeveelheid komt.
Blijkt de CO uitstoot te hoog, dan kan dit verschillende oorzaken hebben. Zit het net iets boven de toegestane hoeveelheid, dan kan dit meestal opgelost worden door de inhoud van een flesje injectorreiniger in de tank te gooien. Is de motor goed op temperatuur rij dan een tijdje in hoge toerentallen om de doorstroming van de in- en uitlaat gassen te bevorderen.
Is de CO uitstoot extreem hoog, kijk dan of er een foutcode gegeven wordt door de ECU, vaak is word dit veroorzaakt door een Lambda storing. In de APK normering staan geen geluidseisen vermeldt. Echter is bij de politie een eis gesteld van maximaal 90 dB met een marge van +3 dB.
Brandstoffilter
- Vervang het brandstoffilter na elke 40.000 km of na 1 jaar.
Brandstof-tank en leidingen
- Controleer de brandstoftank en alle brandstof leidingen op lekkage en/of kleine haarscheurtjes.
Dynamo
- Controleer de werking van de dynamo. Deze moet ongeveer 14,4 Volt afgeven bij stationair toerental.
- Controleer de spanning van de multiriem (zie afbeelding).
De riemspanningen.
Klepspeling
- Controleer de klepspeling.
Motorsteunen
- Controleer de staat van de motorsteunen door met een kleine koevoet de elasticiteit van de motorsteun te controleren (heen en weer wrikken). Het rubber mag niet gescheurd zijn of los zitten.
Versnellingsbakolie
- Vervang na elke 40.000 km of na 1 jaar de versnellingsbak olie.
Koppeling
- Controleer de afstelling van de koppeling (zie afbeelding).
De afstelling van de koppeling.
Koelvloeistof
- Vervang na elke 40.000 km of na 2 jaar de koelvloeistof.
Koelvloeistof leidingen
- Controleer alle koelvloeistof leidingen op scheuren, uitdroging of andere lekkage.
Luchtfilter
-
Vervang na elke 20.000 km of na 1 jaar het luchtfilter.
Indien het filter niet van filterpapier maar van bijvoorbeeld katoen is, kan hij met een speciale reinigingsset gereinigd worden.
Carterventilatie systeem
De slangverbinding tussen de lucht-aanzuigbuis en de aansluiting op het kleppendeksel is er voor om er voor te zorgen dat de oliedampen die in het blok ontstaan, door de motor aangezogen lucht word meegenomen, om uiteindelijk te verbranden in de cilinders.
- Controleer alle betrokken leidingen en de werking van het systeem.
- Controleer het gasklephuis en inlaat spruitstuk op vuil.
Carterfilter
Carterventilatie is om milieu technische redenen. Het nadeel hiervan is echter dat de carterdampen op de lage duur een zwarte smurrie achterlaten in het inlaat spruitstuk (zie foto). Daarom wordt er vaak een los filter op de aansluiting op het kleppendeksel geplaatst en wordt de aansluiting aan het luchtfilter afgedopt.
-
Controleer het filter elk half jaar en maak het zonodig schoon of vervang het.
Een los filter is echter niet toegestaan met de APK.
De binnenzijde van het inlaatspruitstuk.
Onderstel
Draagarmrubbers
- Controleer op uitdrogen en scheuren.
- Controleer met bijvoorbeeld een kleine koevoet of je de draagarmen makkelijk heen en weer kan bewegen op de plaats waar het rubber zit.
Homokineten
-
Controleer de homokineten op speling.
Dit doe je door beide kanten van de homokineet stevig vast te pakken en beide handen in tegengestelde richting draaien en bewegen. Voel je erg veel speling of hoor/voel je bij het krap sturen een ratelend/bonkend geluid, dan is de kans groot dat de homokineet versleten is. - Controleer de stofhoezen van alle homokineten op beschadigingen en/of scheuren.
Stuurhuis
- Controleer de stofhoezen van het stuurhuis op uitdroging, scheuren of beschadigingen.
- Controleer of de speling in het stuurhuis niet meer dan 10 mm speling heeft. Dit is te controleren door te kijken hoever het stuur kan worden gedraait zonder dat de wielen bewegen.
Stuurstangen
-
Controleer de stuurstangen op speling.
Controleer dit door de stuurstang bij het stuurhuis vast te pakken en op- en neer te bewegen (zie foto).
Vooral aan de rechterkant bij het uiteinde van het stuurhuis kan speling zitten. Deze wordt veroorzaakt door een versleten stuurhuisbusje
De speling op de stuurstangen controleren.
Spoorstangkogels
- Controleer de stuurkogels door met een hand het fuseestuk stevig vast te houden en met de andere hand de stuurkogel in alle richtingen proberen te bewegen.
Bandenspanning (in 2005 ook een APK punt)
Een juiste bandenspanning geeft een verbeterde wegligging, werkt brandstofbesparend en voorkomt onnodige slijtage.
- De bandenspanning moet ongeveer 2,5 bar bedragen. Weet je de exacte waarden niet dan kun je het beste langs een autobanden bedrijf rijden en het daar even vragen.
Bandenprofiel
- Controleer het loopvlak van de band op afwijkend slijtagepatroon (scheef).
- Controleer op beschadigingen en op uitdroging.
- Controleer op voorwerpen in de band.
- Controleer de profieldiepte, deze mag minimaal 1,6 mm wezen.
Wielmoeren
- Controleer met een momentsleutel of de wielmoeren met het juiste moment vast zitten (110 Nm).
Wieluitlijning
-
Controleer de uitlijning van de auto.
Zonder uitlijn apparatuur is dit moeilijk te bepalen, toch kan aan de hand van het slijtage patroon van de banden worden bepaald of er iets mis is met de uitlijning. Een afwijkend slijtage patroon wordt vaak veroorzaakt door een verkeerde uitlijning. Ook als de auto op een vlakke weg niet rechtuit gaat als het stuur word losgelaten.
Voorremmen
-
Schijven
Controleer de dikte van de schijven. Deze mag minimaal 17 mm. dik zijn (nieuw 19 mm. dik). Heb je geperforeerde schijven, maak dan regelmatig de gaatjes vrij van remstof. Het remstof hoopte zich op in de gaatjes. Na verloop van tijd kan dit inmiddels hard geworden brokje remstof los komen en tussen de schijf en de remblok komen te zitten. Dit kan beschadigingen veroorzaken aan de remblokken en remschijven. De gaatjes kan je gemakkelijk met een passend boortje voorzichtig doorboren en daarna schoonblazen met perslucht.
Het schoonmaken van de geboorde gaatjes in de remschijf.
-
Blokken
Controleer of de remblokken nog voldoende dikte hebben. Dit is het beste te zien via de opening aan de voorzijde van de remklauw.
Als beveiliging zit er aan elk binnenste remblok een slijtage indicator. Deze loopt langs de schijf als de remblokken aan vervanging toe zijn en geeft een zeer irritante pieptoon tijdens het rijden. -
Klauwen
Controleer of de remmen goed vrijlopen door aan het wiel te draaien. Iets aanslepen is normaal, maar het wiel moet toch vrij makkelijk te draaien zijn. Blijft de rem hangen dan is de kans groot dat er roest op de zuiger zit. Een zuiger is niet duur (+/- € 30) en deze vervangen is dus de beste oplossing om het probleem op te lossen.
Achterremmen
-
Schijven
Controleer de dikte van de schijven, deze mogen minimaal 8 mm. zijn (nieuw 10 mm. dik) -
Blokken
Controleer de dikte van de remblokken. Dit gaat het makkelijkste door via de opening in de remklauw aan de voorzijde de remblokken te bekijken. Als beveiliging zit er aan elk binnenste remblok een slijtage indicator. Deze loopt langs de schijf als de remblokken aan vervanging toe zijn en geeft een zeer irritante pieptoon tijdens het rijden.
-
Klauwen
Controleer of de remmen goed vrijlopen door aan het wiel te draaien. Iets aanslepen is normaal, maar het wiel moet toch vrij makkelijk te draaien zijn. Blijft de rem hangen dan is de kans groot dat er roest op de zuiger zit. Voor meer info zie de handleiding.
Handrem
- Controleer of beide achterwielen geblokkeerd worden als de handrem aangetrokken is.
- De handrem mag maximaal ongeveer 6 klikken omhoog kunnen. Is dit meer of minder, stel dit dan af door het kapje achter de handrem los te wippen en de moer te verdraaien (zie afbeelding).
Het afstel mechanisme van de handrem.
Remleidingen
- Controleer alle remleidingen op beschadigingen en/of uitdroging.
Remvloeistof
- Vervang de remvloeistof na elke 40.000 km of na 1 jaar.
Schokdempers
- Controleer de juiste werking van de schokdempers. Zonder een testbank is dit erg lastig te controleren. De enige manier is om de auto per hoek kort naar beneden te drukken en te kijken of hij snel weer tot stilstand komt. Echter is dit bij een verlaagde auto vrijwel niet te doen.
- Controleer of de zuigerstangen van de dempers nog goed schoon zijn. Veel olie of vettigheid kan duiden op een lekke demper.
Wiellagers
- Controleer de wiellagers op speling. Krik hiertoe de auto op en pak met één hand de bovenkant van de band vast en de andere hand de onderkant. Voel nu of er speling in zit door beurtelings de ene hand naar je toe te trekken en de ander van je af te duwen.
- Voel of het wiel vrij kan draaien zonder zware punten Let hierbij op dat de remmen altijd iets aanlopen, dit is normaal echter is te zwaar lopen ook weer niet goed (zie remmen).
Fuseekogels
- Controleer de fuseekogels op speling. Dit kan men doen door het fuseestuk vast te pakken en beurtelings alle kanten op kracht te zetten.
- Controleer de stofhoezen van de fuseekogels op beschadigingen en/of scheuren.
Diversen
Accu en bedrading
- Controleer of de accu en accupolen nog goed vast zitten.
- Controleer (indien van toepassing) het zuurniveau van de accu. Vul dit zonodig bij met gedestilleerd water.
Claxon
Auto's moeten zijn voorzien van een goed werkende claxon met vaste toonhoogte. Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als één hoorn beschouwd.
- Controleer de werking van de claxon.