Keuringseisen Wijze van keuren
- Personenauto's die na 30 september 1999 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren en naar achteren gerichte zitplaatsen. Leden 1 en 2. Visuele controle. Indien in het middelste gedeelte van een doorlopende bank geen (heup)gordel aanwezig is, wordt dit gedeelte niet aangemerkt als zitplaats en behoeft geen (heup)gordel te zijn aangebracht. In geval van een kampeerauto is de controle beperkt tot de voorste zitplaatsen en tot de overige zitplaatsen voorzover deze zijn voorzien van autogordels.
- Personenauto's die na 31 december 1989 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen.
- Personenauto's die na 1 januari 1971 doch voor 1 januari 1990 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor de zitplaats van de bestuurder en de naast deze plaats aanwezige zitplaatsen, voor zover deze aan een portier grenzen. Leden 3, 4, 5 en 6. Visuele controle.
- Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op klapstoelen en zitplaatsen die uitsluitend zijn bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig.
- De in het tweede en derde lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor voertuigen die voor 1 januari 1998 in gebruik zijn genomen en die blijkens een aantekening in het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs niet van bevestigingspunten voor autogordels behoeven te zijn voorzien.
- Autogordels in personenauto's die na 30 september 1999 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een door Onze Minister vastgesteld goedkeuringsmerk. Deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport en bij elke keuring ten behoeve van de afgifte of teruggave van een kentekenbewijs.
- De autogordels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. Visuele controle waarbij een eventuele rolgordel volledig wordt uitgetrokken. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.
- De autogordels moeten zijn voorzien van een goed werkende sluiting en een goed werkende blokkering. Oprolmechanismen moeten zodanig functioneren dat de gordel aanligt na het omdoen ervan. Visuele controle. Hierbij wordt de gordel in de sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzien van een oprolmechanisme wordt de gordel omgedaan. De blokkering wordt gecontroleerd door te rukken aan de gordel; indien dit geen uitsluitsel biedt wordt tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel gecontroleerd.
- Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging, bedoeld in het zevende lid.
© RDW (opgemaakt door RDW)